~ Biografie ~

Het leven van Annie 1911 - 1995

Vooraf

In deze biografie is veelvuldig gebruik gemaakt van het boek Wat ik nog weet  van
Annie M.G. Schmidt.

“In Wat ik nog weet zien we Annie M.G. Schmidt op haar best. Dat mag literatuur van het eenvoudige soort opleveren, maar weinigen schrijven zo origineel, zo vermakelijk en vooral zo innemend als zij.” Hans Warren in de grote regionale dagbladen.

Hierna nog meer lezen? Lees: Anna. Het leven van Annie M.G. Schmidt van Annejet van der Zijl.

 

intro annie bio1

foto’s: privécollectie erven Schmidt; illustraties: tatishdesign, Nikolaeva, Bariskina/Shutterstock

Maaskant

Kort nadat Annie M.G. Schmidt werd geboren, kwam haar acht jaar oudere broertje thuis met de mededeling dat hij haar had geruild voor een kalf. Het zou nooit meer helemaal goed komen tussen die twee. Ze waren ook erg verschillend. Broer had veel vriendjes en speelde altijd buiten. Annie zat het liefste thuis met haar neus in de boeken. Ze begon al op jonge leeftijd gedichtjes te schrijven. Over het huwelijk van haar ouders bijvoorbeeld, die niet echt gelukkig met elkaar waren. Haar moeder had ooit gekozen voor haar vader, maar was eigenlijk verliefd op ene Maaskant. Als kind dichtte Annie:

maaskant

illustratie: Guz Anna/Shutterstock

Huismussen

De vader van Annie was dominee in het dorp Kapelle in Zeeland. Het gezin woonde in de pastorie tegenover de kerk.
“De straat was geplaveid met grote keien waarover de boerenkarren ratelden, altijd enkele dampende verse paardenvijgen achter zich latend,” schrijft ze in haar boek Wat ik nog weet. “Het was de tijd van paard en wagen. Geen auto’s, geen radio, geen televisie. Alleen de notabelen hadden een krant. De koster die ook doodbidder was, kwam zeggen wie er dood was. Meer hoefde je niet te weten.”

De andere kinderen in het dorp vonden haar een beetje raar. Een domineesdochter die geen Zeeuws sprak en niet in klederdracht liep, maar stads gekleed ging. Ze was erg op zichzelf en speelde bijna nooit buiten.

Toren

Soms klom ze tijdens de zondagsdienst stiekem naar boven. Vanaf de torentrans zag ze de schepen op de Wester- en Oosterschelde, het groene Zuid-Beveland daar tussenin, de weg naar Wemeldinge en de dijk naar Hansweert met een heel klein busje erop. Ze ziet de huizen, de boerderijen, het hondenhok en de hond. Alles heel ver weg.

En ik voelde me dan zo vrij,” schreef Annie, “als later nooit meer, nooit meer. De kerk was van mijn vader, met de diakenen en de witgekapte vrouwen. Maar de toren niet. Die was van de vleermuizen, van de uilen en van de grote zwarte kraaien. Die behoorde toe aan oude tijden; die toren had iets heidens, iets wilds, iets tomeloos. Die toren had iets van wind en van schepen en van zeerovers. Die toren was van mij.”

collage biografie 1_a

foto’s: privécollectie erven Schmidt

Handen

Anna Maria Geertruida Schmidt was het derde dochtertje met dezelfde naam. Twee dochtertjes voor haar stierven. Haar moeder bewaakte haar als een kostbaar kleinood dat beschermd moest worden. Met haar vader had Annie niet zoveel contact.

“Op zondagmorgen zat hij aan het ontbijt en at een krentenboterham. ‘Lopen ze al?’, vroeg hij dan. Over de kerkpaden kwamen de boeren met hun ronde hoeden en de boerinnen met hun witkanten kappen, hun zwart lustren schorten, hun bloedkoralen en gouden stukken, hun omslagdoeken met zwarte franje, hun kerkboeken, hun zwarte kousen, hun zorgelijkheid en plechtigheid en hun Zeeuwse argwaan tegen alles wat niet witte kappen en zwarte schorten droeg.”

Even later zaten ze allemaal in de kerk en ging dominee Schmidt hen voor. “Ik herinner mij zijn handen waarmee hij de preekstoel omklemde. Ze leken precies op de mijne.”

Eenden

Annie is een vroeg wijs kind en kijkt met enige verbazing naar de volwassen wereld om haar heen, waarin mensen vaak andere dingen zeggen dan ze doen. Haar vader hield eenden en was daar dol op. Hij had zelf een slootje gegraven en hij voerde ze brood. Dat gaf nogal eens ruzie thuis, want brood was schaars.

De Eerste Wereldoorlog woedde in alle hevigheid. Er kwamen mensen uit Sittard om te vragen of haar vader daar dominee wilde worden. Meer geld, groter huis. En Sittard was een stad. Er volgden veel discussies tussen haar ouders, waar ze niet veel van begreep. Alleen verstond ze af en toe het woord ‘eenden’. Kort daarop verklaarde haar vader op de preekstoel dat hij het beroep niet had aangenomen. “God had hem gevraagd te blijven waar hij was”, zei hij.

“Dat was God niet,” schreef Annie later, “dat waren de eenden. Waarom zei hij niet gewoon: ‘Ik blijf liever bij mijn eenden?’”

Begrafenis

Als Annie over haar jeugd schrijft, leest dat als een absurd drama in de vorm van een komedie. De verhalen zijn soms schrijnend, maar bijna altijd om te lachen. Toch had een domineesdochter in het begin van deze eeuw in Zeeland niet zoveel pleziertjes. Een dagje met haar vader en de notaris naar Goes waar ze de kerk bekeken. Een majoor te paard die zijn hoofd door het open raam stak en haar een poppenbadje gaf met echt kraantje. En toen ze in de derde zat, ging de meester van de vierde dood

“We kenden hem bijna niet,” schrijft Annie, “maar het was toch heerlijk, want we mochten allemaal witte jurken aan met zwarte sjerpen. Toen dat werd aangekondigd en er bovendien werd bij gezegd dat we met die jurken aan samen een krans mochten dragen en een lied mochten zingen voor het hek van het oude kerkhof, toen kende onze vreugde geen grenzen meer.”

collage biografie 2

foto’s: privécollectie erven Schmidt; illustraties: Molesko, Archiartmary Studio/Shutterstock

Kloos

Voor haar trouwen was de moeder van Annie onderwijzeres geweest. Ze leerde haar dochter al vroeg lezen. Ze vertelde verhalen, zong liedjes en las sprookjes voor. Als Annie veertien jaar is, stuurt ze enkele van haar versjes naar de beroemde dichter Willem Kloos. Die antwoordt:

“Nu ik de verzen van uw kind goed ken, eerst las mijn vrouw ze mij voor en zo even keek ik ze nog eens door, voor mijzelf alleen, behoef ik u gelukkig niet de hoop te ontnemen, dat zij waarachtige aanleg heeft. Uit den vlotlevendige en harmonische, ja hier en daar zelfs muzikalen rhytmus, laat zich afleiden dat er diep wezenlijk iets in haar zingt.”

Ook raadpleegt mevrouw Schmidt een helderziende. De vrouw voorspelt dat Annie een beroemde schrijfster zal worden.

Film

In het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw ziet Annie voor het eerst een elektrische lamp branden. De familie Schmidt is een dagje naar Amsterdam gegaan om het wonder te bekijken op een tentoonstelling. In Kapelle behielp iedereen zich nog met petroleumlampen. Annie:

“Voor ons begon de twintigste eeuw pas in de jaren twintig en eigenlijk door de komst van het elektrische licht. Onze vooruitstrevende dokter was een van de eersten die zijn koetsje omruilde voor een Ford. Hij ruilde ook zijn toverlantaarn voor een film-afdraai-apparaat. Op een kinderpartijtje draaide hij de eerste film die ik in mijn leven heb gezien. Een zwijgende film en heel kort. Een mug kwam lachend aanvliegen en zette zich op het kale hoofd van een heer. De heer keek boos. Je zag een hand naar de mug slaan en daarna het hoofd krabben. De mug vloog lachend weg en de film was uit.”

Salpeterstank

Op de HBS in Goes verandert Annie van een zoet kind in een recalcitrante jongedame die vaak spijbelt. De jaren twintig zijn voor haar de tijd van de ‘echte seksuele revolutie’:

“Vrouwen en meisje knipten hun haren af. Ze gingen korte rokken dragen, ze leerden chaufferen, ze rookten als ketters. De radio kwam, ook in ons dorp en daarmee brak een heel nieuw tijdperk aan. De hele boze buitenwereld kwam naar binnen. Jazz, charleston, operettes, socialistische redevoeringen, feministische praatjes. De boerendochters trokken hun klederdracht uit en droegen rokjes tot boven de knie met daaronder vleeskleurige kousen. Het was alsof de duivel in een walm van zwavel- en salpeterstank het dorp binnenstoof en met zijn bokkenpoten de foxtrot danste op het kerkplantsoen.”

Vliegen

In de zomer van 1928 logeert een meisje uit Den Haag bij de familie Schmidt. Annie is dan zeventien jaar.

“We konden geweldig goed met elkaar overweg. Op een avond toen mijn ouders niet thuis waren, vond zij op zolder een grote zwarte struisveer van m’n moeders oude hoed. Juichend kleedde zij zich spiernaakt uit, stak de struisveer in haar achterste en danste in de salon op de jazzmuziek van Jack Paine uit Londen.”

Ze gaan stiekem naar een vliegshow in Vlissingen en raken onmiddellijk aan de praat met de piloten. Leren helmen, jassen, handschoenen: het kon niet spannender. Ze mogen mee de lucht in. Na afloop is het eten, dansen en drinken. En vrijen. Met een van de piloten zal Annie nog een paar keer in het geheim contact hebben. “Soms vloog hij met zijn toestel heel laag boven de HBS, waar ik met kloppend hart in zat. Ik durfde niet aan mijn medeleerlingen vertellen dat het voor mij was. Ze zouden het niet geloofd hebben.”

collage biografie 4

foto’s: privécollectie erven Schmidt; illustratie: Memoru/Shutterstock

Hakenkruis

Annie gaat op kamers wonen in Den Haag om voor notaris te studeren, net als haar broer. Maar uitgaan, dansen en jongens vindt ze toch leuker. In 1930 wordt ze au pair bij de dames Von Levetzow in Hannover. De verzekeringsagent Callenfels, een bekende van de familie, heeft haar geïntroduceerd bij tante Julia, tante Callie en tante Emmie. “Ze waren allerliefst,” herinnert Annie zich.

Op de eerste verdieping van de weelderig ouderwetse villa reed het elektrische treintje van neef Ernst. Het kon door gaatjes in de muren naar andere vertrekken. “Daaraan is onze papegaai overleden,” zei tante Julia. “De trein reed zo hard. De papegaai zat er op en het arme beest kon er niet op tijd afspringen.”

Er waren nog twee andere neven in huis, waarvan er één lid was van de Hitler Jugend. Annie maakte zijn kamer schoon. “Neuriënd stofte ik de hakenkruisemblemen en runentekens af en dacht: Wat een mallotige sekte toch, waarom doet die lieve jongen dit toch? Ach, het zal wel overgaan. Jammer dat hij te jong is om mee te vrijen.”

Bibliotheek

“Ik heb van alles gedaan,” zegt Annie in een interview. “Kandidaat-notaris studeren, maar dat wilde ik helemaal niet. Ik werd ertoe geprest door mijn ouders. Schoevers, secretaresse, een jaar Duitsland om de taal te leren. Niets lukte en ik wilde ook niets. Dat is meestal zo: ik wilde niets, maar wist ook niet wat ik wel wilde. Eindelijk ben ik toen op de bibliotheek terechtgekomen en dat lag me goed. Ik had ook altijd andere vriendjes en verloofden, want dat hing er natuurlijk ook mee samen. In die bibliotheektijd werd ik een echte brave tut. Als ik daar op terugkijk was ik wel een degelijke juffrouw, ja, verschrikkelijk degelijk.”

Debuut

Tot haar eigen verbazing vindt Annie het bibliotheekwerk heerlijk. Opnieuw is het de verzekeringsagent Callenfels die haar een introductie bezorgt. Ze komt terecht op de Openbare Leeszaal in Middelburg. Aanvankelijk werkt ze als volontair, wat betekent dat ze niet betaald wordt. Ze haalt haar diploma, krijgt een baan en gaat op kamers wonen. De familie Schmidt heeft inmiddels het contact met de heer Callenfels verbroken, omdat hij lid is geworden van de NSB, de Nederlandse partij die Hitler steunt.

Op aandringen van haar moeder debuteert Annie M.G. Schmidt enkele jaren later, in 1938, ‘officieel’ in het christelijk letterkundig tijdschrift Opwaartse Wegen met twee verzen. Een daarvan verwijst naar de dichter Willem Kloos, die al vroeg constateerde “dat er diep wezenlijk iets in haar zingt.” Zijn beroemde dichtregel “Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten” krijgt bij Annie een heel ander vervolg.

collage biografie 3

foto’s: privécollectie erven Schmidt; illustraties: Ohn Mar&mystel/Shutterstock

Leeszaal

Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten,
maar in de bibliotheek een volontair
die hunk’rend op een baantje zit te wachten
en boeken uitleent met een zeker air.

Ik lever geest’lijk voedsel aan mevrouwen
die binnenkomen en alleen maar van
de allernieuwste liefdesboeken houden,
‘maar niet zo’n engerd als die Wasserman’.

Ik loop met stapels boeken rond te sjouwen
en plak een etiket op Gorters Mei.
Och, als nu juffrouw Jansen eens ging trouwen,
dan kwam er eind’lijk eens een plaatsje vrij.

Ik ben het niet alleen, die staat te wachten
en achter me staat nog een hele rij.
Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten,
maar niet zo heel veel in de maatschappij.

Jordaan

Tijdens haar opleiding tot bibliothecaresse leest Annie onder andere voor aan kinderen in de Amsterdamse Jordaan. Die verteldagen kostten 2 cent. Ze heeft prachtige, literair verantwoorde verhalen uitgekozen. Maar de Jordanese kinderen vinden er niks aan en beginnen te joelen. “We hebben de geldpest niet, we hebben 2 cent betaald!”

“Enfin,” vertelt Annie, “ik heb ze er allemaal uitgezet. Maar na afloop stond de hele troep mij op te wachten om me te schoppen. En ze hadden gelijk natuurlijk, want ik had ze niet geamuseerd. De keer daarna heb ik ze iets bloederigs verteld. Het was een groot succes.”

Vlissingen

In het begin van de Tweede Wereldoorlog wordt Annie M.G. Schmidt directrice van de Openbare Bibliotheek in Vlissingen. Ze weigert het verplichte bordje ‘Verboden voor Joden’ op te hangen. De door de Duitse bezetter verboden boeken haalt ze niet uit de schappen. In de leeszaal zijn geen Nationaal Socialistische bladen te vinden. Na verloop van tijd ontbiedt een nieuwe NSB-burgemeester haar op het stadhuis. Het blijkt een oude bekende te zijn: de voormalige verzekeringsagent Callenfels.

“Ik wil je een voorstel doen,” zei hij. “Ik weet dat je broer in de gevangenis zit in Scheveningen. Als jij en de bibliotheek wat vriendelijker zouden zijn voor ons, meer open zouden staan voor onze ideeën en propaganda… dan zou ik wellicht iets voor je broer kunnen doen.”

“Ik zei niets,” schrijft Annie in haar boek Wat ik nog weet. “Terugfietsend naar de bibliotheek dacht ik: Ik leg toch lekker geen Volk en Vaderland neer. En m’n broer komt toch wel uit de gevangenis. Dat was ook zo.”

Amsterdam

De belangrijkste omslag in het leven van Annie M.G. Schmidt komt in 1946. Voor de oorlog heeft ze korte tijd in Amsterdam gewoond tijdens haar bibliotheekopleiding. En nu wordt ze gevraagd om bij de voormalige verzetskrant Het Parool te komen werken.

collage biografie 5

foto’s: privécollectie erven Schmidt; illustratie: Kite-Kit/Shutterstock

“Het was een grote eer,” schrijft Annie in Wat ik nog weet. “Het was een wonder. Uit het kapot geschoten en door overstroming dichtgeslibde Vlissingen terug te mogen keren naar Amsterdam. Met een onvoorstelbaar hoog salaris, meer dan honderd gulden per maand. En dat aan een krant! Dat betekende midden in de wereld, in het hier en nu. Daarbij vergeleken was een bibliotheek een museum, een duffe neerslag van alles wat ooit lang geleden was geschreven. Halleluja, wat een kans voor de provinciale Annie…”

Voor de nieuwe krant begint ze een archief op te zetten. Een verstrooide, verlegen, wazige, wat muizige vrouw: juffrouw Schmidt van documentatie.

Het Parool

Het waren de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Bij Het Parool heerst een uitbundige sfeer. Annie: “Iedereen ging met elkaar naar bed, allemaal getrouwde mannen die met elkaars vrouwen gingen, feesten en afspraakjes en toestanden en zo. Eerst stond ik daar heel onwennig tegenover, maar ik vond het allengs wel aardig.”

Ze wordt opgenomen in een kring van journalisten, intellectuelen en kunstenaars. De illustratrice Fiep Westendorp was daar één van. Redactrice Jeanne Roos herinnert zich: “We leefden helemaal in de euforie van de oorlog die over was. We hadden weer te eten, er was weer papier voor de krant en we trokken voortdurend met elkaar op.” Met Fiep Westendorp zal Annie haar hele leven bevriend blijven.

Annie raakt zwanger van “een jongen met een blauwe pet”, die ook nog homoseksueel blijkt te zijn. Op de paniek en wanhoop volgt een spontane abortus. Het is een ingrijpende ervaring die ze haar hele leven voor zichzelf zal houden. Pas dertig jaar later schrijft ze het liedje Over tijd voor de musical Foxtrot .

Documentatie

Annie gaat in psychotherapie. “M’n avonturen die schipbreuk leden… ik moest geholpen worden, genezen van vreemde dwangvoorstellingen. Met m’n werk en liefde is het veel beter gegaan daarna. (…) Ik had een veel te grote binding met mijn moeder. Een veel te grote identificatie met m’n moeder. En als je moeder je tegen je vader probeert op te zetten is dat wat je eigen liefdesrelaties bederft.”

Op aandringen van Wim Hora Adema, eindredactrice van de jeugdpagina, begint Annie versjes en verhaaltjes te schrijven voor Het Parool. Ze doet dat op de lawaaiige redactie en in zeer korte tijd, tussen ratelende schrijfmachines, heen en weer hollende mensen, gepraat en geroep en rinkelende telefoons. De reacties zijn enthousiast.

Als Annie weer eens een documentatiemap heeft zoekgemaakt moet ze bij de hoofdredacteur komen. “Dit vergeef ik u niet, juffrouw Schmidt,” zegt hij, “maar voor De spin Sebastiaan wil ik u wel een zoen geven.” En hij geeft haar een kus.

© illustratie Wim Bijmoer

Sebastiaan

Dit is de spin Sebastiaan.
Het is niet goed met hem gegaan.

LUISTER!

Hij zei tot alle and’re spinnen:
Vreemd, ik weet niet wat ik heb,
maar ik krijg zo’n drang van binnen
tot het weven van een web.

Zeiden alle and’re spinnen:
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
kom Sebastiaan, laat dat nou,
wou je aan een web beginnen
in die vreselijke kou?

Zei Sebastiaan tot de spinnen:
’t Web hoeft niet zo groot te zijn,
’t hoeft niet buiten, ’t kan ook binnen
ergens achter een gordijn.

Zeiden alle and’re spinnen:
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
toe Sebastiaan, toom je in!
Het is zó gevaarlijk binnen,
zó gevaarlijk voor een spin.

Zei Sebastiaan eigenzinnig:
Nee, de Drang is mij te groot.
Zeiden alle and’ren innig:
Sebastiaan, dit wordt je dood…
O,o,o, Sebastiaan!
Het is niet goed met hem gegaan.

Door het raam klom hij naar binnen.
Eigenzinnig! En niet bang.
Zeiden alle and’re spinnen:
Kijk, daar gaat hij met z’n Drang!

PAUZE

Na een poosje werd toen éven
dit berichtje doorgegeven:
Binnen werd een moord gepleegd.
Sebastiaan is opgeveegd.

De Inktvis

Annie is niet langer de schuwe, verlegen, wat muizige juffrouw van de documentatie. Ze is kilo’s afgevallen en ze kleedt zich jeugdiger tot wuft. Ze ontplooit zich tot een geestige jonge vrouw, plezierig in de omgang. Voor een cabaretuitvoering op een personeelsavond schrijft ze een paar teksten en componeert bij sommige de muziek. Ze speelt zelf mee. De voorstelling is zo’n succes, dat het cabaret ook elders gaat optreden onder de naam De Inktvis.

De teksten die Annie schrijft worden vrijwel meteen gekocht door bekende cabaretiers als Wim Kan, Cor Ruys en Wim Sonneveld. Door het succes van haar cabaretteksten en haar versjes, verhalen en cursiefjes in Het Parool, is er waardering bij een groeiend publiek. Haar directe taalgebruik en ongecompliceerde manier van schrijven, de ironie, de eigenzinnigheid en haar gevoel voor humor en absurditeit worden door velen herkend.

Verhouding

In haar werk steekt Annie de draak met de moraal en de opvattingen van de tijd. Ook in de persoonlijke sfeer maakt ze ongebruikelijke keuzes. In het geheim plaatst ze een anonieme contactadvertentie:

“Jonge, vlotte vrouw, 33 jr., kunstzinnig, muzikaal, met literaire belangstelling, zoekt vriendschappelijk contact m. intellectueel, omstr. 40 j., links georiënteerd, m. veel gevoel v. humor.”

Ze heeft zichzelf een paar jaar jonger gemaakt, want Annie is dan 36 jaar. De reactie van Dick van Duijn, chemicus en zakenman, spreekt haar het meest aan en het klikt meteen. Er ontstaat een verhouding die 34 jaar zal duren.

Aanvankelijk zijn hun ontmoetingen geheim, want Van Duijn is getrouwd en heeft twee kinderen. Maar die schaduwpositie bevalt Annie niet. Tijdens een tripje naar Parijs barst de bom. Ze gooit de door Van Duijns vrouw zorgvuldig ingepakte koffer schreeuwend uit het raam van het hotel. Annie: “Redelijkheid is mooi, dat zou eigenlijk wel moeten, maar vechten en slaan lucht soms geweldig op.”

Zwanger

In 1950 verschijnt Annies eerste bundel kinderversjes, Het Fluitketeltje. Vanaf dat moment volgt een overweldigende stroom van publicaties. Versjes, verhaaltjes, columns, kinderboeken, light verse, radiosoap, cabaretteksten, televisieseries, toneelstukken en musicals. Ze woont inmiddels samen met Dick van Duijn en raakt opnieuw in verwachting.

In het najaar van 1951 sterft haar vader. Ze heeft hem niet durven vertellen dat ze ongehuwd zwanger is. In zijn laatste nacht zit ze in de kamer naast hem te werken aan het versje Luilekkerland expres. Het moet af voor de krant. Haar vader is buiten bewustzijn en ademt zwaar, met een reutelend geluid. Als het versje klaar is houdt het reutelen op.

“Wat heb ik vaak later met een rilling aan die nachtelijke uren gedacht. Je gaat door met je werk en je maakt een lollig versje terwijl je vader vier meter van je af ligt te sterven.”

collage biografie 6

foto links: Max Koot; rechtsboven: Fotoarchief Frits Gerritsen; overige foto’s: privécollectie erven Schmidt; illustratie: AuraLux/Shutterstock

Radio

Tijdens de begrafenis van haar vader, op een stralende septemberdag, voelt ze zich heel gelukkig. “Het is toch ook prachtig om zwanger te zijn en met nieuw leven in je, je oude vader te begraven?” Annie en Dick gaan in Berkel en Rodenrijs wonen en hun zoon Flip wordt geboren.

In diezelfde tijd schrijft Annie, op initiatief van producent Wim Ibo, voor de Vara-radio de allereerste Nederlandse soap. In Holland staat een huis, ook bekend als De familie Doorsnee. Onderwerpen als woningnood, emigratie, de komst van de tv en de nylon bh en het gebruik van make-up komen aan de orde tegen het decor van de harmonie en gezapigheid van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Met de winkelbediende Fred introduceert zij de eerste homoseksueel in de Nederlandse media.
Het succes van de serie is ongekend: tijdens de uitzendingen is het stil op straat. De liedjes uit De familie Doorsnee gaan een eigen leven leiden en verschijnen op grammofoonplaat.

Kalk

Het succes van De familie Doorsnee brengt Annie nationale roem. Met schrijver Simon Carmiggelt toert ze door het land om op cabareteske wijze lezingen te geven over humor. Vast onderdeel is Annies opmerking: “Mijn moeder zei altijd: Trouw nooit met een dominee. Die is altijd thuis.” De zaal moest daar vreselijk om lachen.

Simon Carmiggelt vertelt dat Annie een brief kreeg van een mevrouw die schreef: “Trouw nooit met een metselaar, altijd kalk in je bed.” In het vervolg gebruikte ze die reactie bij elk optreden en de zaal lag dubbel. Behalve één keer. Het publiek gaf de hele avond geen krimp. Carmiggelt: “Terwijl ik achter de coulissen op mijn beurt stond te wachten, hoorde ik haar tot mijn grote ontsteltenis zeggen: ‘Mijn moeder zei vroeger altijd: Kind, trouw nooit met een dominee. Altijd kalk in je bed.’ En voor het eerst bulderde de zaal van het lachen.”

Jip en Janneke

Aanvankelijk verzonnen en later met gebruikmaking van de ervaringen met haar opgroeiende zoon Flip, publiceert Annie de verhaaltjes van Jip en Janneke. Eerst als serie in Het Parool, later ook in boekvorm.

“Het moesten voorleesverhaaltjes zijn voor kleuters en uit mijn leeszaaltijd weet ik nog dat kleuters het allerliefste horen over wat ze zelf kunnen meemaken. De gewone dagelijkse dingen als boodschappen doen, aan de hand van moeder ergens naartoe gaan. Ik heb toen twee buurkinderen bedacht en gewoon verteld wat ze zoal konden beleven.”

De verhaaltjes zijn het begin van een langdurige samenwerking met illustratrice Fiep Westendorp. Westendorp tekent Jip en Janneke in zwart witte silhouetten met duidelijke contouren.

Kameel

Na enkele jaren van toenemende dementie overlijdt Annies moeder. Ze wordt verzorgd door de voormalige dienstbode van de familie Schmidt. Maar uiteindelijk moet ze toch naar een tehuis. Met de ziekenwagen, vastgebonden op een brancard. Annie herinnert zich haar protest: “Ik ben niet ziek! En waarom moet ik vastgebonden worden met riemen! Jullie zijn gek! Allemaal gek!”

Annie schrijft: “De auto reed op de weg tussen Goes en Bergen op Zoom. Het was in de jaren vijftig en op die weg reed nog bijna geen verkeer. Een wat sombere grijze dag en een saaie eentonige weg. Niets bijzonders, behalve dan de stem van mijn moeder die bleef roepen dat we gek waren. Toen zagen we de kameel. Aan de kant van de weg liep een man met een kameel aan een touw. Mijn moeder keek en zag het ook. ‘Daar heb je ’t, riep ze. Zie je nou wel dat jullie gek zijn? Een kameel!’ Er zat een mooie logica in haar redenering. Een maand later stierf ze.”

Sprookjes

Tegen het einde van de jaren vijftig is Annie één van de populairste schrijvers voor kinderen geworden. In haar versjes, verhalen en boeken lopen fantasie en werkelijkheid in elkaar over. Sprookjeselementen spelen een belangrijke rol.

Vanaf haar jeugd is Annie een groot bewonderaar van de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen. Maar bij Annie vinden gebeurtenissen altijd plaats in een herkenbare omgeving. Pratende dieren en brievenbussen vind je in en om flatgebouwen. Heksen vliegen soms op een bezemsteel, maar verplaatsen zich ook per auto en gebruiken de telefoon. Engeltjes vermaken zich met een transistorradio. Elke bizarre situatie wordt bij Annie volkomen vanzelfsprekend.

In 1957 wordt Wiplala kinderboek van het jaar. Het is de eerste van een lange reeks onderscheidingen waarmee haar werk wordt bekroond.

foto links: privécollectie erven Schmidt; De Lolbus: F.F. van der Werf/Het Utrechts Archief; foto midden boven: © Sam Presser/MAI, uitreiking televisieprijs; © Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Inez van ’t Hoff; illustratie: Kite-Kit/Shutterstock

Werken

Annie combineert werk en gezin door vroeg op te staan. Voor haar man Dick en zoon Flip wakker zijn, zit een deel van de werkdag er al op. Soms kan ze zich moeilijk losmaken van haar werk. “Ze zit weer op een wolk,” zegt haar zoon dan.

Annie: “Wanneer andere vrouwen stofzuigen, ’s morgens om negen uur, of bedden opmaken of andijvie wassen, dan zit ik uit het raam te staren. Of ik lig op de bank. En niemand wil geloven dat dat werken is. Heel hard werken zelfs. En ik verdien er mijn brood mee. Ik lig dus op die bank en denk: Wat klinkt leuker: Ringel Rangel Ronde, of Ringel Rangel Roezemoes? Soms kan ik een kwartier met zo’n probleem bezig zijn. Er kwam eens een schilder de kamer behangen. Gaat uw gang maar, zei ik, dan werk ik ook gewoon door. Hij zag mij op de bank liggen en vond het duidelijk vreemd, maar liet niets merken. Na een uurtje zei hij: Moet u nou niet ‘s een beetje rusten?”

Pension Hommeles

Met de televisieserie Pension Hommeles doet Annie ervaring op met het dan nieuwe medium. Al in 1949 is ze voor het eerst voor de camera opgetreden in een experimentele tv-uitzending van Philips. Nu beperkt ze zich tot het schrijven van de tekst. Net als bij De familie Doorsnee werkt ze samen met de componist Cor Lemaire.

Het zal voor de laatste keer zijn. Als ze in het begin van de jaren zestig de componist Harry Bannink ontmoet, ontstaat een samenwerking die tot haar dood zal duren. Annie en Harry delen het zelfde gevoel voor humor, ze zijn allebei beschouwelijk en relativerend van aard en koesteren de bizarre kanten van het dagelijks leven. Harry blijkt een feilloos gevoel te hebben voor de teksten van Annie. Hij versterkt ze met zijn composities. Samen zullen zij de eerste Nederlandse musical maken: Heerlijk duurt het langst. De musical trekt twee seizoenen volle zalen.

Bij de kapper: © Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Inez van ’t Hoff; overige beelden: privécollectie erven Schmidt; illustratie: AuraLux/Shutterstock

Ja zuster, nee zuster

Een gedeelte van de cast van Heerlijk duurt ’t langst werkt ook mee aan de nieuwe serie Ja zuster, nee zuster waarmee Annie en Harry televisiegeschiedenis maken. Ster van de serie is de actrice Hetty Blok. Ze zal van de hoofdrol van Zuster Klivia een nationaal fenomeen maken. Ook alle andere bewoners van haar pension worden door de Nederlandse kijkers in het hart gesloten.

Na verloop van tijd werden zelfs afspraken verzet, vergaderingen afgezegd, sportwedstrijden verplaatst. Heel Nederland zat aan de buis gekluisterd. “Ik had toen een boer als buur,” herinnert Harry Bannink zich. “Tijdens de uitzending werd er beslist niet gemolken. ‘De koei’n kunn’n verrek’n,’ zei hij dan. Hij moest zien wat er gebeurde. Dat de serie zó populair zou worden wisten we echt niet.”

Staatsprijs

Naast de successen op televisie en in het theater, gaat het schrijven van kinderboeken gewoon door. Annie ontvangt de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur. De jury prijst haar vermogen om vanuit de positie van het kind te schrijven, kind te zijn met het kind. Annie zegt daar zelf over: “Ik ben altijd acht gebleven.”

Bij de aanvaarding van de prijs brengt ze naar voren: “Nee, moraliseren is er niet meer bij. De standaardvraag die altijd weer gesteld wordt is deze: ‘Aan welke voorwaarden moet een goed kinderboek voldoen?’ Het beste antwoord: ‘Het moet alleen maar goed zijn’ voldoet niet; het is een dooddoener waarmee men alle kanten uit kan. Mijn antwoord is: ‘Het moet waar zijn en nergens gelogen.’ Dat klinkt boud uit de mond van Schaap Veronica, maar ik houd vol dat ik in mijn werk alleen gelogen heb als ik, moe en ongeïnspireerd, iets verzon wat niet vanzelf ontstond, en ook daar waar ik opzettelijk een boodschap trachtte te brengen, van bovenaf.”

Frankrijk

Eind jaren zestig besluiten Annie en haar partner Dick om permanent in hun vakantiehuisje in Zuid-Frankrijk te gaan wonen. Dick heeft problemen met z’n gezondheid en verkoopt zijn bedrijf. Annie vindt het aanvankelijk heerlijk om te kunnen ontsnappen aan de voortdurende belangstelling voor haar persoon.

“Het is net als wanneer je een orgasme gehad hebt en je moet nog een tijdje doorgaan. Dan wordt het teveel en te pijnlijk en wil je er aan ontvluchten. Daarom is dat huis in Frankrijk zo fijn voor me; er is daar niemand die m’n werk kent en geen mevrouw die tegen me zegt: ‘Mevrouw Schmidt, mijn dochtertje kent al uw versjes uit haar hoofd.’”

Maar toch mist ze al snel de Nederlandse cultuur, de mensen, Amsterdam. Achteraf stelt ze vast dat de verhuizing naar Zuid-Frankrijk eigenlijk door Dick is bedongen. “Mijn man was ongelooflijk jaloers op mijn werk. Hij wilde me het liefst helemaal weg hebben uit Amsterdam. Daar was het hem om begonnen.”

Scepsis

Kinderversjes, cabaretteksten, gedichten, columns, boeken, radio- en tv-series, musicals, toneelstukken: alleen al de veelzijdigheid van Annies oeuvre dwingt respect af. Bijna elke Nederlander kent wel enkele titels, een paar zinnen, een versje, een liedje. Van jongs af aan gestimuleerd door haar moeder, is Annie de meest geliefde schrijfster van de vorige eeuw geworden.

De neerlandicus en critica Joke Linders schrijft in haar boek Doe nooit wat je moeder zegt: “Al haar teksten, of ze nu bedoeld zijn voor kinderen, volwassenen, radio of cabaret, hebben die relativerende, ironiserende en daardoor vrijmakende visie op mens en maatschappij. Op speelse wijze neemt zij het op voor de zwakken of verdrukten (kinderen, vrouwen, de gewone man/vrouw, dieren). En veelvuldig klinkt in haar werk het verlangen naar vrijheid en ongebondenheid dat vooral in haar verbeelding gerealiseerd lijkt te worden. Alles wat vals is – fatsoen, regeltjes, autoriteiten – bekijkt zij met scepsis.”

Machteloosheid

Tegen het eind van de jaren zeventig raakt Dick in een depressie waar hij nooit meer uit zal komen. Problemen met z’n hart beperken hem in z’n doen en laten.

Annie: “Hij is drie jaar ziek geweest, heel lang, met een ontzettend diepe depressie. Eigenlijk was zijn ziekte nog meer geestelijk dan lichamelijk. Drie jaar heb ik aan hem gedouwd en getrokken en gezeurd en gedreigd, ruzie gemaakt, en dan weer aardig geweest. Het is heel moeilijk om in die omstandigheden te weten in hoeverre je verpleegster bent en in hoeverre partner en vrouw.” Verdriet, wanhoop, woede, machteloosheid. “Je wilt zo graag loyaal zijn, gewoon, een partner zijn, zoals we altijd waren geweest. Je wilt gewoon doorgaan met alles bespreken. Als iemand zo depressief is, niets meer wil, dan wil je hem eruit trekken, optillen. Maar hij wou niet meer.”

Op 6 januari 1981 slikt Dick de Vesparax-tabletten die hij heeft aangeschaft om zelf het moment van zijn dood te kunnen bepalen. Annie houdt z’n hand vast tot hij sterft.

collage biografie 9

foto links met Astrid Lindgren: © Bo Mathisen; Mies en scène: © Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid; 60 jaar: privécollectie erven Schmidt; Nacht van de Poëzie: Michael Kooren; illustratie: Nine Homes/Shutterstock

Maculadegeneratie

Annie wil niet in Zuid-Frankrijk blijven. Ze besluit om terug te keren naar Amsterdam. “Na dertig jaar, of langer nog, liet ik me hier in Amsterdam bij het bevolkingsregister inschrijven en ik dacht: Eindelijk weer thuis.”

Ze huurt een huis aan het Vondelpark. Binnen de kortste keren wordt het een plek waar schrijvers en artiesten elkaar ontmoeten. Een van haar ogen is inmiddels aangetast door een netvliesaandoening: maculadegeneratie. Een operatie en een lens bieden tijdelijk uitkomst. Maar dan, van de ene op de andere dag, verdwijnt het gezichtsvermogen van haar tweede oog.

Annie: “Als je mij vroeger verteld zou hebben, je kan niet meer lezen, dan zou ik gedacht hebben, dan ben ik maar liever dood. Tot dat blijkt dat je zoveel compensatie krijgt daarvoor, dat je denkt, ja, ik vind eigenlijk het leven nog altijd heerlijk.” Dankzij een bril met een speciale loep kan ze, letter voor letter, doorgaan met haar favoriete bezigheid: het oplossen van kruiswoordraadsels en cryptogrammen. Het niet meer kunnen lezen, compenseert ze met het luisteren naar muziek. En door veel naar de radio te luisteren blijft ze op de hoogte van wat er speelt in de wereld op politiek, kunstzinnig en sociaal gebied.

collage biografie 10b

foto links bij Ischa: © Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid; met Halewijn en Mimi: Pim Westerweel; Mimi: privécollectie erven Schmidt

Zielsverwant

In 1987 wordt aan Annie de prestigieuze Constantijn Huygensprijs toegekend. Als schrijfster van kinderboeken, versjes, radio- en tv-teksten, musicals en toneelstukken wordt ze daarmee ‘ingelijfd’ in de wereld van de officiële literatuur.

Een jaar later ontvangt ze, als eerste Nederlander, de Hans Christian Andersenprijs. Deze prijs wordt ook wel de ‘Nobelprijs voor jeugdliteratuur’ genoemd. Tegen het NRC Handelsblad zegt Annie: “Andersen is een stuk van mijn leven. Dat zijn boeken waar ik zoveel van houd, dat ik ze altijd weer herlezen heb.”

De officiële uitreiking in Oslo, door haar collega en zielsverwant Astrid Lindgren, vindt ze maar gedoe. “Waarom sturen ze me dat ding niet gewoon per post?” vraagt ze zich af. Maar de ontmoeting met Lindgren, met wie ze gaat lunchen, is een feest. “Natuurlijk ken ik haar boeken, maar ik wist niet dat ze de mijne ook gelezen had. Toen ze zei: ‘Annie, I love you so much, where have you been all my life?’, kreeg ik tranen in mijn ogen.” Ze praten over slechte ogen en beroemd zijn. “We deelden samen een taartje, alsof we zusters waren.”

Dood

Door het verlies van haar gezichtsvermogen en door haar hoge leeftijd wordt het schrijven steeds moeilijker. Maar het oud worden is toch minder erg dan ze had gedacht. Ze staat in het middelpunt van de belangstelling. “Ik doe gewoon wat ik zelf leuk en lekker vind”, zegt ze in een interview. “Ik hoef niks meer te scheppen of te bedenken. Lekker rustig.”

Maar als ze andere lichamelijke problemen krijgt – versleten wervels, hart- en longklachten, gebroken heup – wordt het leven zwaarder. In de toenemende afhankelijkheid van verplegend personeel kan ze zich moeilijk schikken. Steeds vaker praat ze met vrienden over de dood. Ze belt Harry Bannink met het verzoek om haar begrafenismuziek te maken. De componist valt even stil en vraagt dan: “Heb je er haast mee, Annie?” Haar reactie is een schaterlach. Ze wil alleen maar voorkomen dat de muziek te treurig wordt.

Een jaar later, in de nacht na haar 84ste verjaardag, komt de dood in haar slaap. Het is 21 mei 1995.

Het bericht van haar dood gaat als een schok door de samenleving. NRC Handelsblad wijdt een hoofdredactioneel commentaar aan Annies betekenis voor de Nederlandse literatuur:

“Haar kinderboeken, haar liedjes, haar musicals, haar versjes – om ‘verzen’ moest zij lachen – hebben drie opeenvolgende, naoorlogse generaties al voorlezend, lezend, zingend en declamerend vertrouwd gemaakt met een wereld waarin het Hollandse huishouden met venijnige tederheid en humor, maar wel onherroepelijk op z’n kant werd gezet. (…) Ongecompliceerd, maar nooit oppervlakkig, want het typerende van haar kunst is de verheffing van het alledaagse tot iets bijzonders. (…) Met haar onnavolgbare taal heeft Annie M.G. Schmidt zich haar leven lang verzet om tot de grote mensen te behoren. Maar nu mogen we haar zo noemen: we hebben een groot mens verloren.”

biografie fotocollage 11b

illustratie © Jos Collignon, naar Fiep Westendorp, de Volkskrant d.d. dinsdag 23 mei 1995

Dag Annie

Annie had een afschuw van zwarte begrafenissen. Die van haar zag ze het liefst in het roze, haar favoriete kleur. Men gaat naar de hemel, vond ze. Niet naar de hel.

Haar uitvaart gaat per boot en is, overeenkomstig haar wens, een feestelijke aangelegenheid waarbij gezongen en gelachen wordt. Het is een stralende dag. In het begrafenis-herdenkingsboek Dag Annie zal Flip later schrijven: “Ze was de laatste jaren blind. Ze brak een jaar voor haar dood een heup en de pijn ging nooit meer weg. Ze schuifelde, zwaar leunend op haar looprekkie, moeizaam door het huis. De Camels smaakten niet meer, na een paar trekjes doofde ze de sigaret. Ze was ongewoon somber. En bijna altijd moe. Maanden voor haar dood antwoordde ze al steevast op mijn vraag hoe het er mee ging, dat ze stervende was. Annie heeft een heerlijk en hoogst boeiend leven geleefd en veel nagelaten. Veel erkenning gekregen. En een nog grotere afhankelijkheid van anderen – waar zij zo tegen opzag – door ouderdomsaftakeling, is haar bespaard gebleven. ‘M’n liefje, m’n liefje, wat wil je nog meer?’”

foto’s: © Chris van Houts